Schriftgedeelte: Markus 1 vers 23-45.
Deze verzen spreken van de Heere Jezus als de gezegende Medicijnmeester. Wij lezen van zulke verschillende gevallen, zulke verschillende kwalen, zulke verschillende ziekten. De Heere Jezus genas ze zo gemakkelijk - soms met een woord, soms door hen bij de hand te nemen, soms met een aanraking. Deze wonderen van de Heere Jezus, wonderen van Zijn liefde, zijn liefelijke voorbeelden van de wonderen der genade en der barmhartigheid die Hij volvoert onder het Evangelie. Deze wonderen zijn niet maar bij toeval; zij vertonen genadiglijk de Persoon van de Heere Jezus en de wijze waarop Hij nog steeds handelt met zondaren. Zonde is de grote kwaal, de grote ziekte. Wij lijden er allen aan. Niet iedereen wordt erdoor gekweld, maar Goddelijk onderwijs zal ons ermee brengen tot deze gezegende Medicijnmeester. Schriftgedeelte: Deuteronomium 32.
Dit waren de laatste woorden van Mozes, de man Gods. Ik denk dat ik hierin juist ben – dit is de eerste keer in de Heilige Schrift dat de Heere beschreven wordt als de Rotssteen. Ik denk dat u zult bemerken, dat onder de dierbare ambten en eigenschappen van de Heere, er niet één vaker gebruikt is dan deze. We zien dit steeds in de Psalmen. Vaak zien we het in de Profeten. We zien dat de Heere Jezus Zelf het gebruikte. We zien dat Paulus het openlegt. Welnu, het wordt hier voor het eerst vermeld. De ogen van de stervende Mozes zijn afgewend van zichzelf tot zijn God, en hij zegt: Hij is de Rotssteen. Wat bedoelde hij? Wel, als hij terugzag op zijn lange leven, had hij de trouw van God ondervonden, dat zijn God nooit veranderde. Indien er ooit een veranderlijk, wispelturig volk was, dan was het Israël toen Mozes hen leidde door de woestijn. Maar er was geen verandering bij zijn God, en als hij komt te sterven, is het als een levend getuigenis van Zijn trouw, van Zijn onveranderlijkheid. Schriftgedeelte: Filippenzen 4 vers 1-9
Deze paar verzen tot Paulus’ geliefde Filippenzen bevatten een van de meest opzienbarende vermaningen in de Schrift. Hier vinden wij een verrassende zaak. Paulus zegt: Weest in geen ding bezorgd. Dat wil zeggen, weest niet overbezorgd; weest bevrijd van al die dingen die u verontrusten, die u vermoeien, die u verwarren, die u met schrik vervullen, die u terneerslaan. Weest in geen ding bezorgd. En degenen die gevoelen dat hun harten vol zorg zijn, u zult beseffen welk een opzienbarende vermelding dit is, want als u eerlijk bent, schijnt het niet vaak dat wij bezorgd zijn over alles - beproefd, bezorgd, verslagen over alles, verontrust over alles, overbezorgd over alles, vol zorg over alles? En de Heere zegt: Weest in geen ding bezorgd. Welnu, dat is een opzienbarend gebod. Schriftgedeelte: Jona 2.
Er was werkelijk nooit een gebed gelijk aan dat van Jona. Ik denk niet dat enig menselijk persoon ooit in zulk een toestand geweest is en toch ontkwam – verzwolgen te zijn door een grote vis en drie dagen en drie nachten in de buik van de vis te zijn geweest en dan veilig te ontkomen. Ik denk niet dat er ooit zulk een gebed geweest is als dit van Jona. Schriftgedeelte: Johannes 6 vers 37-40.
Dit is een zeer schoon onderwerp: de eeuwige behoudenis van Gods volk. En de nadruk in deze verzen ligt daarop, dat het de wil van God is. Nu, de wil van God is onveranderlijk. Hij doet naar Zijn wil met het heir des hemels en de inwoners der aarde, en er is niemand die Zijn hand afslaan of tot Hem zeggen kan: Wat doet Gij? Hij verklaart: Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen. Het punt is: als God iets wil, dan zal het gebeuren; niets kan dat te niet doen; niets kan dat verijdelen. Welnu, de Heere Jezus openbaart wat de wil van Zijn Vader is. En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze. Er lijkt hier zulk een nadruk op te liggen: Ik daaruit niet verlieze. In het woord in Johannes 18 zegt Hij: Uit degenen die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren. Hier zegt Hij: Dat … Ik daaruit niet verlieze. Mij dunkt dat het punt hier is dat de Heere Zijn volk niet zal verliezen, noch hun zielen, noch hun lichamen. Ik daaruit niet verlieze, omdat Hij hier een nadruk legt op de opstanding in de grote dag: Maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. Niet. Hier klikken om te bewerken. Schriftgedeelte: Psalm 102.
Deze Psalm heeft een enigszins droevig opschrift: Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des HEEREN. Het is een enigszins droevig opschrift en u bemerkt dat de Psalmist een nogal sterke taal gebruikt aangaande zijn droevig geval. Maar werkelijk, dit is een bemoedigende Psalm. Wij lazen eens: Doch David sterkte zich. Waarin? In den HEERE zijn God. Schriftgedeelte: Psalm 54.
David, in zijn moeilijkheden, begint met het meest wezenlijke van alle gebeden: Verlos mij. Het is een grote genade om onderwezen te zijn tot het gebed, maar dit is het wezenlijke gebed, om eeuwig verlost te mogen zijn. Een ieder van ons heeft verlossing nodig. Ik vraag me af hoe velen van ons de nood gevoelen. De Heere zal, door Goddelijk onderwijs, u ertoe brengen dit gebed in die geest te bidden: Verlos mij. Maar twee woorden, doch er is zaligheid in. Het is zo persoonlijk, zo ernstig, zo wezenlijk. Er zijn maar alleen twee woorden, en er zijn maar alleen twee personen: een grote zondaar en een grote Zaligmaker. En waar het een wezenlijk gebed is, bevat het een wezenlijke pleitrede: Uw Naam. Schriftgedeelte: Hebreeën 13.
Misschien meent u dat dit Schriftgedeelte niet lijkt op de taal van de brief aan de Hebreeën. Zovelen van Gods kinderen zijn gezegend met een bijzondere liefde tot deze brief en de reden waarom zij hem liefhebben is, omdat hij zo lieflijk spreekt van onze grote Hogepriester en van Zijn verzoenend offer en Zijn dierbaar bloed en de vele gezegende dingen die in Hem gevonden worden. Op deze wijze heeft de brief aan de Hebreeën van zichzelf een gezegende aard, maar als u bij hoofdstuk 13 komt lijkt het misschien alsof het niet behoort tot de Hebreeën; de taal is zo anders en de zaken schijnen zo te verschillen. Er is echter geen enkele tegenstelling. Zoals in al de andere brieven, blijft de apostel aan het einde stilstaan bij de genadige praktijk. Het lijdt geen twijfel dat u opgemerkt heeft, dat al de brieven beginnen met de leer en de ondervinding, en dan aan het einde is er een zeer ernstige nadruk op de praktijk. En het is een treurige zaak wanneer we met al de brieven vertrouwd zijn uitgezonderd de laatste één of twee hoofdstukken. Schriftgedeelte: Johannes 3 vers 1-15; 7 vers 45-53; 19 vers 38-42
Dit zijn de drie keren, de enige keren, dat Nicodémus in het Woord van God genoemd wordt. Van deze drie gelegenheden is gesproken als van de duisternis, de schemering, het middaguur. Ik geloof dat Nicodémus een kind van God was en nu in de hemel tot lof van de Verlosser zingt. Maar wat een opvallende tegenstelling tussen Johannes 3 en Johannes 4! In het vierde hoofdstuk van Johannes vinden we die zondige vrouw, de Samaritaanse vrouw, en de Goddelijke beschikking daar de Heere door Samaría moest gaan. Hij ontmoette haar bij de fontein van Sichar en in enkele ogenblikken was zij overtuigd van zonde, opgericht tot een liefelijke hoop en gezegend met de volle zekerheid des geloofs en had zij een even duidelijke openbaring van Christus als ieder ander in al de Evangeliën. Schriftgedeelte: Handelingen 2 vers 22-47.
Er was maar ooit één dag van het pinksterfeest; drieduizend zielen werden met de Heere verenigd op één dag. En het genadige accent ligt hierop, dat het een krachtig, doeltreffend werk van de Heilige Geest was. |
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|