Schriftgedeelte: Filippenzen 2 vers 5-11.
Er is hier een liefelijke samenvatting van de Persoon en het werk van Jezus en er lijkt deze heilige nadruk te zijn op Zijn Naam, de Naam van Jezus. Nu, betekent het noemen van de Naam van Jezus ooit iets voor u? Ziet u het wel eens, zingt u het, leest u het en raakt het iets in uw hart? Misschien kunt u niet uitleggen wat het is, maar er is daar iets wat een reactie oproept; er is een bekoring in. Daar is iets wat u begeert en misschien gaat het gepaard met zulk een gevoel van schaamte, schaamte vanwege uw armoedig beantwoorden aan wat de Heere Jezus gedaan heeft. Maar werkelijk, het is het grote punt waarom het gaat in wezenlijke godzaligheid: de Naam van Jezus. Schriftgedeelte: Zacharía 4.
Het was een crisistijd voor Zerubbábel - persoonlijk als de overste over Israël, en ook voor de hele Joodse theocratie was het een crisistijd. Een zaak in het bijzonder was de tegenstand van hun vijanden en de lusteloosheid, duisternis, dodigheid en onverschilligheid van de Joden zelf. Wat het bouwen van de tweede tempel betreft, die leek tot staan gekomen te zijn en er scheen geen weg te zijn waarin het ooit zou kunnen worden voltooid. Dus het was een crisistijd, en het lijdt geen twijfel dat Zerubbábel zich geheel terneergeslagen gevoelde en ontmoedigd, indien niet teleurgesteld. Schriftgedeelte: Handelingen 8 vers 26-40.
Vele, vele dingen zijn over dit zeer schone verhaal gezegd. De zaak waarop ik wil wijzen is: de wonderlijke weg waarin de Heere in liefde en genade voorzag in de nooddruft van de kamerling. Het woord wat mij in het bijzonder bijbleef was: keerde weder. Hij reisde helemaal van Ethiopië naar Jeruzalem. Het scheen dat hij een zekere mate van Goddelijk licht had; hij gevoelde een pijnlijke leegte wat de wereld niet kon vervullen en hij was niet bevredigd. Nu, hij had een zekere mate van licht, voldoende licht om zijn nooddruft waar te nemen, zoveel dat hij die moeilijke reis maakte helemaal van Ethiopië naar Jeruzalem met een begeerte om God te aanbidden, Hem te vinden, meer van Hem te kennen. Toch schijnt het dat hij geheel ontbloot was van de ware kennis van het Evangelie. En hij keerde weder. O, er schijnt hier zulk een gewichtige nadruk te zijn, alsof er een donkere wolk boven de arme kamerling was. Hij keerde weder; hij had heel die lange reis voor niets gemaakt. Hij was te Jeruzalem geweest, die heilige stad. Daar had hij de schriftgeleerden en de farizeeën ontmoet en had al de ceremoniën gezien, heel de uitwendige eredienst, en hij keerde weder. Hij had niet ontvangen wat hij begeerde; hij had geen bevrediging gevonden voor zijn ziel. Hij keerde weder. O, en er schijnt zulk een donkere wolk boven die kamerling te zijn, de teleurstelling van die lieve man! Wij weten dat hij nog steeds in diepe onwetendheid was. Hij las Jesaja 53. Hij zocht naar de waarheid, maar hij was geheel vreemdeling van de betekenis van hetgeen hij las. Schriftgedeelte: 1 Samuël 3.
Dit is een van de opmerkelijkste hoofdstukken van het Oude Testament. Het was een tijd van groot kwaad en grote verdorvenheid. Eli’s zonen, de priesters Hofni en Pínehas, waren schuldig aan de grootste zonde en ons wordt gezegd: En het Woord des HEEREN was dierbaar in die dagen; er was geen openbaar gezicht. Ik vat dit zo op dat het betekent, dat er geen profeten door God aangesteld waren en als de Heere sprak dat dit niet in het openbaar was; het was in het verborgene. Maar het was Gods voornemen dat Hij een profeet in Israël zou hebben – een man die een ware zegen voor Zijn volk zou zijn, en de Heere richt die man op en Hij vindt hem in een onverwachte plaats. Hij vindt een kind en dit kind wordt uitgeroepen om een levende getuige te zijn tot het Israël Gods. Schriftgedeelte: Psalm 133.
Deze Psalm is een juweel, klein maar dierbaar. Het onderwerp is de liefde. U bemerkt dat de oude opschriften boven de Psalmen erg mooi zijn. Die titel van deze is: “De profijtelijkheid van de gemeenschap der heiligen”. Het begint met een: Zie. Waar ook deze uitroep, zie, in de Schrift voorkomt, volgt er altijd iets belangrijks. Bijvoorbeeld: Zie, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren en Zijn Naam IMMÁNUËL heten. Bijvoorbeeld: Zie, het Lam Gods. De Heilige Geest verspilt geen woorden. In de Schrift vinden we dit woord zie, en dan volgt er iets belangrijks. Schriftgedeelte: Markus 1 vers 23-45.
Deze verzen spreken van de Heere Jezus als de gezegende Medicijnmeester. Wij lezen van zulke verschillende gevallen, zulke verschillende kwalen, zulke verschillende ziekten. De Heere Jezus genas ze zo gemakkelijk - soms met een woord, soms door hen bij de hand te nemen, soms met een aanraking. Deze wonderen van de Heere Jezus, wonderen van Zijn liefde, zijn liefelijke voorbeelden van de wonderen der genade en der barmhartigheid die Hij volvoert onder het Evangelie. Deze wonderen zijn niet maar bij toeval; zij vertonen genadiglijk de Persoon van de Heere Jezus en de wijze waarop Hij nog steeds handelt met zondaren. Zonde is de grote kwaal, de grote ziekte. Wij lijden er allen aan. Niet iedereen wordt erdoor gekweld, maar Goddelijk onderwijs zal ons ermee brengen tot deze gezegende Medicijnmeester. Schriftgedeelte: Deuteronomium 32.
Dit waren de laatste woorden van Mozes, de man Gods. Ik denk dat ik hierin juist ben – dit is de eerste keer in de Heilige Schrift dat de Heere beschreven wordt als de Rotssteen. Ik denk dat u zult bemerken, dat onder de dierbare ambten en eigenschappen van de Heere, er niet één vaker gebruikt is dan deze. We zien dit steeds in de Psalmen. Vaak zien we het in de Profeten. We zien dat de Heere Jezus Zelf het gebruikte. We zien dat Paulus het openlegt. Welnu, het wordt hier voor het eerst vermeld. De ogen van de stervende Mozes zijn afgewend van zichzelf tot zijn God, en hij zegt: Hij is de Rotssteen. Wat bedoelde hij? Wel, als hij terugzag op zijn lange leven, had hij de trouw van God ondervonden, dat zijn God nooit veranderde. Indien er ooit een veranderlijk, wispelturig volk was, dan was het Israël toen Mozes hen leidde door de woestijn. Maar er was geen verandering bij zijn God, en als hij komt te sterven, is het als een levend getuigenis van Zijn trouw, van Zijn onveranderlijkheid. Schriftgedeelte: Filippenzen 4 vers 1-9
Deze paar verzen tot Paulus’ geliefde Filippenzen bevatten een van de meest opzienbarende vermaningen in de Schrift. Hier vinden wij een verrassende zaak. Paulus zegt: Weest in geen ding bezorgd. Dat wil zeggen, weest niet overbezorgd; weest bevrijd van al die dingen die u verontrusten, die u vermoeien, die u verwarren, die u met schrik vervullen, die u terneerslaan. Weest in geen ding bezorgd. En degenen die gevoelen dat hun harten vol zorg zijn, u zult beseffen welk een opzienbarende vermelding dit is, want als u eerlijk bent, schijnt het niet vaak dat wij bezorgd zijn over alles - beproefd, bezorgd, verslagen over alles, verontrust over alles, overbezorgd over alles, vol zorg over alles? En de Heere zegt: Weest in geen ding bezorgd. Welnu, dat is een opzienbarend gebod. Schriftgedeelte: Jona 2.
Er was werkelijk nooit een gebed gelijk aan dat van Jona. Ik denk niet dat enig menselijk persoon ooit in zulk een toestand geweest is en toch ontkwam – verzwolgen te zijn door een grote vis en drie dagen en drie nachten in de buik van de vis te zijn geweest en dan veilig te ontkomen. Ik denk niet dat er ooit zulk een gebed geweest is als dit van Jona. Schriftgedeelte: Johannes 6 vers 37-40.
Dit is een zeer schoon onderwerp: de eeuwige behoudenis van Gods volk. En de nadruk in deze verzen ligt daarop, dat het de wil van God is. Nu, de wil van God is onveranderlijk. Hij doet naar Zijn wil met het heir des hemels en de inwoners der aarde, en er is niemand die Zijn hand afslaan of tot Hem zeggen kan: Wat doet Gij? Hij verklaart: Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen. Het punt is: als God iets wil, dan zal het gebeuren; niets kan dat te niet doen; niets kan dat verijdelen. Welnu, de Heere Jezus openbaart wat de wil van Zijn Vader is. En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze. Er lijkt hier zulk een nadruk op te liggen: Ik daaruit niet verlieze. In het woord in Johannes 18 zegt Hij: Uit degenen die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren. Hier zegt Hij: Dat … Ik daaruit niet verlieze. Mij dunkt dat het punt hier is dat de Heere Zijn volk niet zal verliezen, noch hun zielen, noch hun lichamen. Ik daaruit niet verlieze, omdat Hij hier een nadruk legt op de opstanding in de grote dag: Maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. Niet. |
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|